Foto: Shutterstock
Met ongeveer 15% van onze bevolking die lijdt aan een voedselallergie, is deze informatie een beetje beangstigend...
Amerikaanse onderzoekers voerden een studie uit op basis van gegevens van 4.414 volwassenen van de National Health and Examination Survey (NHANES) in 2005-2006 en 960 van het MESA-cohort, een acroniem voor Wake Forest-site van de Multi-Ethnic Study of Atherosclerosis (MESA) van 2000 tot 2002. Over deze perioden registreerde NHANES 229 sterfgevallen en MESA 56. De onderzoekers waren geïnteresseerd in de niveaus van IgE-antilichamen tegen voedingsmiddelen in het bloed van de deelnemers.
Ze geloven dat de meeste deelnemers geen voedselallergie hadden aangegeven.
Bij de NHANES-deelnemers werden IgE-antilichamen gericht tegen ten minste één voedingsmiddel geassocieerd met een significant hoger risico op cardiovasculaire sterfte (hazard ratio [HR], 1,7 [95% betrouwbaarheidsinterval (CI), 1,2-2,4], P = .005), vooral bij aanwezigheid van IgE gericht tegen melk (HR, 2,0 [95% CI, 1,1-3,8], P = .026), wat ook gold voor de deelnemers aan de MESA-studie. Een aanvullende analyse identificeerde ook sensibilisatie voor pinda's en garnalen als significante risicofactoren voor cardiovasculaire sterfte bij mensen die deze regelmatig consumeerden.
Volgens de onderzoekers kan dit verhoogde risico vergelijkbaar zijn met, of zelfs groter zijn dan, de risico's die samenhangen met roken, diabetes en reumatoïde artritis. Deze zorgwekkende bevinding is de eerste keer dat IgE-antilichamen tegen gewone voedingsmiddelen in verband worden gebracht met een verhoogd risico op hart- en vaatsterfte. Het oorzakelijk verband is niet vastgesteld, alleen de associatie.
Hoewel dit de eerste keer is dat allergische antilichamen tegen gewone voedingsmiddelen in verband worden gebracht met hart- en vaatsterfte, zijn andere allergische aandoeningen - zoals astma en de jeukende huiduitslag die bekend staat als eczeem of atopische dermatitis - al geïdentificeerd als risicofactoren voor hart- en vaatziekten.
De onderzoekers roepen op tot verdere studies om de implicaties van hun ontdekking beter te begrijpen voordat ze aanbevelingen doen voor veranderingen in de manier waarop artsen voedselallergieën behandelen of beheren.
Delen via e-mail