
Foto: Shutterstock
Bijna één werkende Belg op vier werkte minder dan gewoonlijk, of helemaal niet, in maart, de maand waarin de coronacrisis uitbrak. Dat blijkt donderdag uit cijfers van Statbel.
Het Belgische statistiekbureau publiceerde naar aanleiding van de coronacrisis voor het eerst maandcijfers over de arbeidsmarkt. De cijfers komen uit de Enquête naar Arbeidskrachten.
"Zoals verwacht heeft de coronacrisis een impact op de arbeidsduur", aldus Statbel. Zo presteerden de werkenden in maart gemiddeld 32,8 uur in een voltijdse job, en 19,4 uur in een deeltijdse job die ze beschouwen als hun hoofdbaan. In februari was dat nog gemiddeld 37,3 en 21,6 uur en in maart 2019 37,5 uur en 22 uur.
"Bijna één op vier werkenden geeft aan minder uren dan gewoonlijk gepresteerd te hebben of helemaal niet gewerkt te hebben." Naar schatting gaat het om 1,15 miljoen mensen, van wie 737.000 geen uren gepresteerd hebben en 415.000 minder uren dan gewoonlijk. Het gaat om het gemiddelde voor de hele maand maart, dus met de weken voor en na het ingaan van de lockdown op 13 maart.
Ziekte is de belangrijkste reden voor de afwezigheid. Gemiddeld waren in maart ongeveer 250.000 werkenden hierdoor een hele week afwezig (de enquête bevraagt elke respondent over hun activiteit in de loop van een week, en niet over de hele maand, nvdr.). De maand voordien waren er dat 172.000 en in maart 2019 165.000.
Een andere reden was echter van technische of economische aard, zeg maar de tijdelijke werkloosheid. Hier is er een toename van 6.000 in februari naar 223.000 in maart. Voor 166.000 personen is er sprake van "andere redenen", maar vermoedelijk zitten hier ook loontrekkenden bij die omwille van corona niet gewerkt hebben, alsook zelfstandigen die een overbruggingsrecht kunnen aanvragen.
Als het gaat over minder uren dan gewoonlijk werken, zijn "andere redenen" de belangrijkste oorzaak, gevolgd door tijdelijke werkloosheid.
Tot slot gaf 3,2 procent aan dat ze in maart net meer uren gewerkt hebben.
Statbel wil met de maandcijfers de coronacrisis monitoren en grotere evoluties detecteren. Grotere schommelingen dan bij kwartaal- of jaarcijfers zijn mogelijk, waardoor de nodige voorzichtigheid geboden is bij de interpretatie.