
Een recente studie onderzocht welke patiëntkenmerken het meest waarschijnlijk cognitieve achteruitgang bij de ziekte van Alzheimer voorspellen. Hiervoor volgden de onderzoekers een eerste cohort van 500 Oostenrijkse patiënten met waarschijnlijke of mogelijke Alzheimer gedurende een periode van twee jaar.
In de studie werd rekening gehouden met medische voorgeschiedenis zoals hartaandoeningen, atriumfibrilleren en diabetes. Tijdens de follow-up periode beoordeelden de onderzoekers de cognitieve functie, dagelijkse activiteiten, depressie, pijn en neuropsychiatrische symptomen van de patiënten. Tegelijkertijd maten ze ook de belasting voor de verzorgers van de patiënten.
De resultaten lieten een significante cognitieve achteruitgang zien bij alle patiënten gedurende de periode van twee jaar, geassocieerd met een afname in de activiteiten van het dagelijks leven en een toegenomen afhankelijkheid van hun verzorgers. Analyse van de gegevens toonde aan dat leeftijd, vrouwelijk geslacht, moeite met dagelijkse activiteiten en depressie consistente voorspellers waren van cognitieve achteruitgang op elk tijdstip. Van deze factoren bleken hoge leeftijd, vrouwelijk geslacht, onvermogen om dagelijkse activiteiten uit te voeren en een voorgeschiedenis van atriumfibrilleren het sterkst samen te hangen met ernstige cognitieve achteruitgang na twee jaar. Deze achteruitgang was ook gecorreleerd met een significante toename van de belasting voor verzorgers.
Hoewel het onderzoek een hoog uitvalpercentage had en geen leefstijlvariabelen omvatte, suggereren de resultaten dat het combineren van demografische factoren (zoals leeftijd en geslacht) met metingen van dagelijkse functies en medische voorgeschiedenis cognitieve achteruitgang beter zou kunnen voorspellen. Bovendien zou de belasting van verzorgers moeten worden opgenomen in diagnostische en behandelingsprotocollen voor patiënten met de ziekte van Alzheimer.