
Foto: Shutterstock
De nationale raad van de Orde der artsen nam kennis van het voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en tot wijziging van bepalingen inzake rechten van de patiënt in andere wetten inzake gezondheid.
Op 13 april 2023 legde hij aan de minister van Volksgezondheid de volgende bedenkingen voor.
1. Definities
1.1. Het persoonlijk toepassingsgebied van de wet wordt uitgebreid tot de persoon die “gezondheidszorg wenst te ontvangen” (art. 5 van het voornoemde voorontwerp van wet). Deze wijziging wordt eveneens aangebracht in de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, in de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg (Kwaliteitswet) en in de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg (art. 19, 20 en 21 van het voorontwerp).
In verband met de wijziging van het persoonlijk toepassingsgebied van de wet betreffende de rechten van de patiënt, blijkt uit de memorie van toelichting dat dit geen verplichting meebrengt voor een gezondheidszorgbeoefenaar om iedere patiënt te aanvaarden. Bijgevolg kan de persoon die gezondheidszorg wenst te ontvangen het recht op kwaliteitsvolle zorg, bedoeld in artikel 5 van de wet betreffende de rechten van de patiënt, niet doen gelden ten aanzien van een gezondheidszorgbeoefenaar waarmee hij geen therapeutische relatie heeft. De vraag rijst dan ook in hoeverre de andere rechten van deze wet, zoals het recht op informatie over zijn gezondheidstoestand of het recht op een bijgehouden patiëntendossier, kunnen worden uitgeoefend door een persoon die gezondheidszorg “wenst” te ontvangen, zolang er geen zorgrelatie tot stand kwam. Dit zou gepreciseerd moeten worden in de wet met het oog op een uniforme interpretatie.