
Foto: Shutterstock
De woonzorgcentra (wzc's) in België zijn tijdens de coronacrisis aan hun lot overgelaten. Veel sterfgevallen in die zorginstellingen hadden dan ook vermeden worden. Dat stelt de medische hulporganisatie Artsen zonder Grenzen dinsdag bij de voorstelling van een rapport over haar ervaringen bij de wzc's in ons land.
Artsen zonder Grenzen heeft sinds 21 maart ondersteuning geboden in 135 woonzorgcentra in België. De meeste daarvan (81) bevonden zich in het Brussel gewest, maar ook aan 21 wzc's in Vlaanderen en 33 in Wallonië werd steun geboden.
In een rapport met de veelzeggende titel "Overgelaten aan hun lot", geeft de ngo aan wat er mis is gelopen tijdens de coronacrisis. Onder meer de vrees voor een overrompeling van de ziekenhuizen heeft ertoe geleid dat er aanvankelijk veel te weinig aandacht besteed werd aan de rusthuisbewoners.
"Eigenlijk werd er verwacht van de rusthuizen dat ze zelf ziekenhuizen werden, op het vlak van personeel, materiaal, kennis, infectiepreventiecontrole en infrastructuur", zegt Sofie Spiers, medisch coördinator van AzG in de woonzorgcentra. "Maar zij waren daar niet op voorbereid en ik weet ook niet of we dat van hen kunnen verwachten."
In totaal zijn meer dan 6.200 rusthuisbewoners overleden in België, waarvan het merendeel in de woonzorgcentra zelf stierf. Dat is ongeveer 64 procent van het totale dodental door COVID-19 in ons land.
Volgens Artsen Zonder Grenzen hadden veel van die sterfgevallen vermeden kunnen worden. "Maar het is moeilijk om iemand daarvoor met de vinger te wijzen, onder meer door de gefragmenteerde verantwoordelijkheden", zegt volksgezondheidsarts Mit Philips.