
Van SARS-CoV-2 infectie is bekend dat het antilichamen produceert, maar een Catalaanse studie waarschuwt dat het niveau zeer onstabiel blijft in het jaar na de infectie...
De ontmoeting met een ziekteverwekker of een vaccin tegen die ziekteverwekker en een organisme maakt de aanmaak van antilichamen mogelijk. Catalaanse onderzoekers hebben de hoeveelheid specifieke antilichamen tegen SARS-CoV-2 in een specifieke populatie beoordeeld.
Het onderzoeksteam voerde twee metingen uit: een na de eerste inperking en een tweede 6 maanden na het begin van de vaccinatiecampagne in Catalonië. In totaal verzamelden ze 1076 mensen tussen 43 en 72 jaar oud. Zij analyseerden het niveau en de soorten antilichamen tegen 5 virale antigenen: het hele Spike-eiwit (S), het RBD-receptorbindingsdomein, het S2-fragment, het hele nucleocaspide-eiwit (N) of het N-terminale fragment.
Bij 36% van de niet-gevaccineerde besmette personen was de antilichaamspiegel na een jaar niet meer aantoonbaar, vooral bij personen van 60 jaar en ouder. Voorts bevestigen de resultaten dat de antilichaamniveaus hoger zijn bij gevaccineerde personen die besmet zijn dan bij niet-geïnfecteerde personen. Deze niveaus hangen af van de omvang van de immuunrespons tijdens de infectie.
Deze gegevens tonen aan hoe belangrijk het is om mensen te vaccineren, zelfs als ze al besmet zijn. Dit bevestigt dat de hybride immuniteit superieur en duurzamer is. Daarom is het ook waarschijnlijk dat mensen die gevaccineerd zijn maar niet besmet, eerder een booster nodig hebben.